Fotografie is als geen ander het medium van de obsessie. De fotograaf wil vastleggen, niet loslaten, volledig begrijpen en voor eeuwig bewaren. De fotograaf offert zich steeds weer op: het ogenblik verliest hij of zij in het echt, maar de camera heeft het moment voor altijd te pakken. Portretfotografie legt niet alleen het onderwerp bloot, maar ook degene die fotografeert. Net als het medium zelf – dat bestaat bij de gratie van nauwkeurig geslepen lenzen, lichtgevoelige platen, chemische stoffen, precaire ontwikkeltijden en kwetsbare papieren – gaat fotografie al te vaak over kwetsbaarheid. De camera creëert slechts een schijnbare afstand, maar in feite zijn we door de vastlegging voor altijd dichtbij.
In september 2016 reisde ik naar New York en Los Angeles. New York was melancholisch in haar drukte; de herfst had al ingezet – regen en bladeren, volle metro’s met zwijgende mensen. In Los Angeles was het juist volop zomer. De hitte hing als een logge deken over de stad. De lucht karakteristiek paars, met haar dreigende oranje zon. Alle cliché’s waren waar. En eenzaamheid heerste overal. De kunstenaars en bemiddelaars die op mijn pad kwamen waren allemaal met dezelfde onderwerpen bezig: eenzaamheid en kwetsbaarheid in relatie tot de Amerikaanse cultuur. Ik begon het op te zoeken en ernaar te vragen.
Terug in Europa volgde ik de verkiezingsstrijd. Wat stond dit in schril contrast met het Amerika dat ik die herfst bezocht had. Toen Donald Trump verkozen werd, heerste vooral verslagenheid. Dat voelde ik tot in Armenië, waar ik me op het moment van de verkiezingen bevond. ‘Kom terug naar Amsterdam,’ smste een half-Amerikaanse vriend, ‘kom me troosten.’ ‘Hoe kan dit gebeuren in het land waar ik zo van hou?’ De kunstenaars en hun onderwerpen lieten me niet los.
De daaropvolgende weg naar de inauguratie ging symbool staan voor het verrijzen van een harde, egoïstische, heteronormatieve cultuur die gericht is op winst en efficiëntie. Bij mij ontstond de behoefte dit te compenseren, en van het leven een ode aan de kwetsbaarheid en de intimiteit te maken. Velen voelden schijnbaar dezelfde behoefte, zoals vele feministische intiatieven lieten zien, en ook mijn omgeving – een groep van internationaal opererende creatieven tussen de 25 en 35 – roert zich in tegengestelde richting.
In het verlengde daarvan wil ik een kleine tentoonstellingenserie maken over intimiteit in fotografisch werk uit de Verenigde Staten. In alle opzichten wil ik er een ongewoon project van maken, om met conventies te breken, maar ook om verschillende bezoekersgroepen te bereiken én uit te dagen. Titel: US Intimacy op de Schans.
Net als de selectie van werk, is de locatie daarbij essentieel. Daarom kies ik voor een plek die niet institutioneel, commercieel of white cube is, maar een huis en een thuis voor veel jonge mensen uit alle hoeken van Amsterdam: de ‘Oudeschans’ – het huis van de Amsterdamse creatieveling Bonne Reijn – tegenover de Montelbaanstoren, op de gelijknamige Amsterdamse gracht.
Ik kies ervoor om vier kunstenaars te tonen die internationaal geroemd zijn, maar in het Nederlandse gevestigde veld minder snel opduiken; misschien omdat het werk zo Amerika-gerelateerd is, of juist niet voldoende, of omdat het allevier vrouwen zijn. Allen onderzoeken in hun werk het onderwerp van intimiteit in relatie tot de Amerikaanse (beeld)cultuur, en opereren met name in New York en Californië.
In de tentoonstellingenserie is ook de fotografie zelf een serieus aspect: de beeldende kunst-discipline die misschien wel het dichtste bij het dagelijkse leven staat, aan beide kanten van de camera. Ook op de Oudeschans wonen fotografen van allerlei pluimage, van Rietveld-alumni tot straatfotografen en skate-filmers, en door de ‘Bonnesuits’-onderneming van Bonne Reijn is ook de modefotografie altijd nabij. Daarom staat de kwaliteit van de prints net zo voorop als de beelden zelf, juist omdat ik dit brede en jongere publiek in contact wil brengen met de materiele aspecten van een discipline die steeds digitaler van aard wordt. De serie begint bijvoorbeeld met zeldzame vintage prints die men gewoonlijk in musea of galeries ziet, maar gezien het onderwerp en het medium (fotografie) ook uitstekend in de huiselijke sfeer van de Oudeschans passen.
Wellicht hoop ik ook als curator – opgeleid en ‘volwassen geworden’ in gewichtige Amsterdamse instellingen – mijn eigen kwetsbaarheid op te zoeken in dit project, en de kwetsbaarheid van de mensen met wie ik werk. De vier kunstenaars zijn daarbij nadrukkelijk het startpunt en bron van inspiratie, en worden getoond op een minder voor de hand liggende plek. Zo is eigenlijk elke samenwerkingsrelatie, van vormgever tot suppoost, heel precies gekozen, met intimiteit als drijvende kracht.
De half-Amerikaanse jongen die me om troost vroeg na de verkiezing van Trump, is één van ‘de boys’ van de Oudeschans.
Deze tentoonstelling, een jaar later, is misschien wel mijn antwoord aan hem.
- Z. Elders